Harold Pieternella

Met de ogen van Harold Pieternella

In de film ‘Eeuwige Jachtvelden’ van Dick Verdult (1984) treedt een zwarte man op als zogenaamde ‘Zwarte Walvis’. (noot 1) Hij treitert de walvisjager met zijn verschijning. Hij loopt vaak op en neer voor het raam. Door een mondstuk van baleinen maakt hij geluid. Zijn borst is ontbloot en onder zijn oksel zit een pompsysteem waarmee hij water uit zijn walvisfontanel spuit. Een mooie rol voor zweminstructeur, voetbaltrainer en schilder Harold Pieternella (1950- 2006) die zich zijn leven lang bewust was van zijn eigen ‘roots’. Geboren in Willemstad, de hoofdstad van Curacao groeide hij op in de wijk Otrabanda. Al op jonge leeftijd koos hij het ruime sop. Op zijn zestiende ging hij aan wal in Rotterdam. Hij volgde een avondopleiding, behaalde zijn mulo-diploma en werd zweminstructeur in Bladel. Later werkte hij als instructeur in zwembad De Tongelreep in Eindhoven. In die omgeving ontmoette hij ook zijn vrouw Mieke An. In zijn vrije tijd ontpopte hij zich als een verwoed schilder met een drietal thema’s.

Het zelfportret

Schilderen werd voor Pieternella een speurtocht naar de verschillende facetten van zijn identiteit. Op school werd uitsluitend lesgegeven vanuit de Westerse invalshoek. Zoals hij zelf ooit zei “Wij wisten wel van de negers die vanuit Afrika waren aangevoerd om te werken op de plantages, maar er werd nooit bij verteld dat wij hier afstammelingen van waren. Toen we met ons schip Alabama aandeden, in het diepe zuiden van de Verenigde Staten, realiseerde ik mij ‘hé, ik ben ook een zwarte man’”.

Het oeuvre van Harold Pieternella telt zo’n zeventig zelfportretten. Hij ging altijd meteen aan het werk zodra hij voldoende spullen op de volle huiskamertafel opzij had geschoven, om plaats te maken voor zijn schilderdoek van 40 x 30 cm. Om te beginnen had hij geen overbodige ‘rituele’ handelingen nodig. Hij keek in een handgrote scherf van een spiegel die zo verweerd was, dat hij twee keer moest kijken om één detail van zijn gezicht te bestuderen. Soms lijkt het of een deel van het gezicht buiten het spiegelbeeld viel en dan ook niet geschilderd werd. Toch zijn de schetsmatige schilderijen altijd klaar als hij stopte.

Harold concentreerde zich vooral op de ogen. De iris schilderde hij helemaal rond en dikwijls zonder pupil. De kleur van de ogen varieert van donkerbruin tot lichtblauw en de huidskleur van donkergrijs en bruin tot wit, of de kleur van het linnen zelf. In vrijwel alle zelfportretten schilderde hij zich ‘en face’, met een klein stukje van de romp en de schedel. Soms vervaagt de omtrek van zijn hoofd en gaat deze over in de kleur van de achtergrond. De schouderlijn wordt summier aangeduid of weggelaten. De ruimte om het hoofd blijft meestal beperkt tot twee smalle restvormen.

Er zijn ook zelfportretten waarin zijn gezicht als een rechthoekig masker binnen de ruimte van het schilderij lijkt te hangen. Zijn penseelstreek blijft altijd duidelijk zichtbaar. Soms ook koos Pieternella voor de linoleumsnede die hij afdrukte op schilderslinnen. De variatie in stemmingen wordt niet tot uitdrukking gebracht in de mimiek van het gezicht, maar door de kleur. In eerste instantie is het slechts de oogopslag waarin de stemming van de geportretteerde wordt uitgedrukt. Vervolgens wordt met tere tinten of krachtige toetsen variatie in de gelaatsuitdrukking aangebracht. Door de kleurschakeringen ontstaat een subtiele emotionele lading.

Afrique Noir

Harold was bijzonder geïnteresseerd in de geschiedenis van de Antillen, Afrika en het slavernijverleden. Hij las alles wat hij daarover te pakken kon krijgen en had een geheugen als een ijzeren pot. Ook schilderde hij een omvangrijke serie werken met Afrikaanse symbolen, vormen en archetypische voorstellingen. De Afrikaanse geschiedenis van de Antillen werd volgens hem vaak vergeten, ontkend en verdrongen. Met zijn schilderijen wekte hij dit Afrikaanse verleden tot leven. Daarmee kwamen ook twee merkwaardigheden aan het licht. Zo is daar het gegeven dat de Caribische Antilliaan zijn eigen wortels alleen lijkt te kunnen begrijpen door terug te kijken naar andere continenten, naar Afrika en Europa. Een ander aspect is het feit dat Nederlanders de Nederlandse Antilliaan steevast aanspreken op zijn Afrikaanse oorsprong en hem daarom als allochtoon beschouwen, terwijl diezelfde Antilliaan in de Antillen gezien wordt als Nederlander. Harold Pieternella was zich zeer bewust van deze gelaagdheid.

Ook bij de Afrique Noir schilderijen vormt het oog opnieuw het uitgangspunt. Deze keer krijgt het echter een minder letterlijke vorm: de ruit. Aan deze abstracte ruitvorm kende Pieternella diverse symbolische betekenissen toe. We zien een speerpunt, een heuvelcontour, bloemen, daklijnen, een kroon, een penseel en een traan. Door het vorm- en kleurenspel kregen deze symbolen een nieuwe rol toebedeeld. Zo gaat de ruitvorm van een speer als symbool voor geweld geleidelijk over tot een tulp, als symbool voor de vrede.

Mensen en hun onderlinge betrekkingen

Ondanks de vele zelfportretten en andere studies naar zijn oorsprong, was Harold Pieternella bepaald geen introvert of eenkennig mens. Hij was voorzitter en coach van een zaalvoetbalclub voor Antillianen en trainde en masseerde desporters zelf. Van 1985 tot 2004 schilderde hij regelmatig samen met psycholoog en beeldend kunstenaar Ger Jonkergouw (1952). Het resultaat is een vijftigtal gemeenschappelijke werkstukken op papier met een maximaal formaat van 200 x 150 cm, met olieverf, acryl, lak, krijt, gouache en andere materialen. Het proces vereiste wederzijdse openheid, tolerantie en concentratie. In deze ‘visuele dialogen’ meanderden zij door hun levenservaringen, bijna als een gezamenlijk onderzoek naar het innemen van een houding in het leven van ‘hier en nu’. Het schilderen werd zo ook een speurtocht naar de culturele bronnen van hun inspiratie. (noot 2).

“…met andere ogen”

Op 21 februari 2006 overleed Harold Pieternella volkomen onverwacht. Zijn collega’s lieten in hun rouwadvertentie weten: “…Harold Pieternella gaf met kleur en warmte invulling aan de zwemlessen en leerde ons regelmatig met andere ogen naar de wereld kijken..”. En alsof het zo moest zijn, promoveerde ‘zijn’ FC Botafogo een week na zijn begrafenis, naar de eerste klasse.